Marloes en Hilbert werken allebei bij Voor Anker en vertellen over hun werk tijdens de coronacrisis.
Marloes en Hilbert werken allebei bij Voor Anker en vertellen over hun werk tijdens de coronacrisis. Foto: Bob Awick

Corona zorgde voor een heftige tijd bij Voor Anker

Zorg corona

HUIZEN - Marloes Haaksman en Hilbert Vos, beiden 28 jaar oud, werken bij woon-zorgcentrum Voor Anker. Zij blikken terug op de coronacrisis, waar zij middenin belandden op het moment dat de eerste besmetting daar eind maart werd vastgesteld. “Het is heel dubbel. Aan de ene kant is er verdriet om de mensen die het niet hebben gehaald, aan de andere kant blijdschap dat de eerste patiënt weer hersteld was en naar huis kon”, legt Hilbert uit.

Hilbert is in de tijd dat corona in Voor Anker geconstateerd wordt nog verpleegkundige in opleiding. “Inmiddels heb ik mijn opleiding afgerond en toen ik mijn praktijkexamen moest doen, vroeg mijn praktijkopleider zich hardop af of ik dat nog wel nodig had. Door het werken in coronatijd had ik volgens haar al elke dag een praktijkexamen gedaan. Het was mentaal vermoeiend, maar ik heb dubbel veel geleerd.”

Op mijn plek
Hij werkt al bijna tien jaar in Voor Anker, waar hij eerst welzijnswerk deed. Hij liet zich omscholen omdat hij graag met mensen omgaat en ook in medische kennis geïnteresseerd is. “Door wat er gebeurd is in coronatijd weet ik wel zeker dat ik nu helemaal op mijn plek ben. Ik werk op de PG-afdeling voor mensen met dementie. Hier was de eerste besmetting en ineens waren we een geïsoleerde afdeling.”

Marloes Haaksman werkt al vijf jaar voor Amaris, de koepel waar Voor Anker deel van uitmaakt. Ze is oefentherapeut Cesar. “Ik houd me bezig met het bewegend welbevinden van mensen. Daarnaast ben ik ook bezig met leren en ontwikkelen in de organisatie.” Normaliter werkte ze op verschillende locaties, maar zodra corona uitbrak, veranderde dat op slag. Ze ging totaal iets anders doen.

Niet meer vanzelfsprekend
“Ik liep hier de locatiemanager tegen het lijf en vroeg hem of ik iets kon betekenen.” Vanaf dat moment hield ze zich vooral bezig met heel veel regelwerk om te zorgen dat mensen zoals Hilbert op de inmiddels geïsoleerde afdeling hun werk konden doen. “Het moeilijkste was dat er niets meer vanzelfsprekend was. Overal moesten we over nadenken. Is het hygiënisch, is het verantwoord? Bijvoorbeeld hoe we piepers die gebruikt werden, konden ontsmetten”, legt ze uit.

Hilbert: “Dat gebeurde via een sluis. Ik weet wel dat we het zonder Marloes en andere collega’s die ons hebben geholpen niet zouden hebben gered.” Marloes: “We hebben in de leiding van de locatie een coronateam samengesteld dat zeven dagen per week 24 uur per dag bereikbaar was.” Hilbert: “Het was fijn om altijd iemand te hebben waar we op terug konden vallen.”

Race tegen de klok
Beiden hadden niet aan zien komen dat corona ook voor een klap kon zorgen in verpleeghuizen. Marloes: “Net als iedereen in Nederland waren we bezig met al die patiënten op de Intensive Care. In het begin waren de testen schaars, maar door het testen wisten we dat we hier bevestigde besmettingen hadden. Later nam de testcapaciteit toe en konden ook medewerkers getest worden en bleken er ook een aantal ziek.’’

“Het moeilijkste vond ik dat mensen door de isolatie alleen in hun kamer moesten zitten. Je zag ze vereenzamen, ook al probeerde je ze nog zoveel aandacht te geven, net als de familie. Het is toch anders dan in de huiskamer, ze krijgen te weinig prikkels. Het gaf een heel machteloos gevoel. De eerste weken had je ook het gevoel dat het een race tegen de klok was die je aan het verliezen was. Dat was heel heftig, omdat toen ook bewoners zijn overleden”, zegt Hilbert.

Zoeken
De eerste week was het voor iedereen ook even zoeken op de afdeling. “Maar dan krijg je een soort verdeling. Ik was eindverantwoordelijke en sprak alles door met de arts. Daardoor had ik vaak minder aandacht voor de mensen, want ik was meer medisch bezig. Een andere collega ging daardoor meer persoonlijke aandacht geven. Gelukkig maar, want ik voelde me soms tekortschieten omdat ik tijdsdruk ervoer en niet meer kon doen voor de bewoners. Die andere collega die meer tijd aan bewoners besteedde, had eigenlijk ook hetzelfde gevoel.”

Van normale werkomstandigheden was geen sprake meer. Er ontstond in Voor Anker een nieuwe werkelijkheid. Marloes: “Mensen werkten op de inmiddels twee geïsoleerde afdelingen met een overall, schort, schoenbeschermers, handschoenen, mondkapje of masker, spatbril en haarnetje. Voor elke dienst was er een complete set.” Doordat Amaris slim wist in te kopen, is er nooit een tekort aan middelen geweest. Hilbert: “Ik weet niet hoe ze het hebben gedaan, maar na elke dienst lag de set voor de volgende dienst  al klaar en het werd elke keer op tijd aangevuld.”

Overlevingsstand
Inmiddels zakte het aantal gevallen en werden er ook weer mensen beter. “Ik huil niet zo snel, maar ik schoot vol toen ik de foto zag van de eerste weer gezonde bewoner die terug naar huis mocht. Dat gaf een fijn gevoel. Ze was zo’n lieverd en zag er zo ziekjes uit. Ze vroeg ook elke keer of ze naar huis mocht. Ik denk dat die emoties ook te maken hebben met dat je met zijn allen in de overlevingsstand zit op dat moment”, aldus Hilbert.

Wel breidde het aantal zieken en verdachte gevallen zich overal uit en voor de zorgcentra van Amaris werd Voor Anker de opvang voor de hele regio. Marloes: “Op het hoogtepunt hadden we hier naast de twee gesloten afdelingen ook nog twee zogeheten cohort-afdelingen waar mensen die verdacht waren, werden opgevangen: in de Grote Waaier en de Nieuwe Kerk. Op de laatste plek werden alle bevestigde gevallen verpleegd.”

Opfleuren
Hilbert: “Bij ons waren de twaalf kamers niet meer bezet door vaste bewoners, maar werden gebruikt voor patiënten van over de hele regio. Het leek net een ziekenhuis. Als er een kamertje leeg was, kwam er weer iemand bij als er iemand positief getest was. Geen dag was hetzelfde. Soms waren er drie kamers leeg en dacht je dat het rustig zou zijn, maar ook die waren zo weer gevuld.”

De kamers waren kaal, omdat mensen maar weinig persoonlijke spulletjes mee hadden en gelukkig waren er daar dan de tekeningen van kinderen uit de buurt en van scholen. “Daarmee konden we de kamers een beetje opfleuren voor de tijdelijke bewoners.” Marloes: “We kregen ook kilo’s kaarten.” Hilbert: “En bloemen, chocolaatjes, taart en andere lekkere dingen. We zijn niets tekortgekomen.” Marloes: “Vooral de beweging daarachter was voor ons belangrijk. Mensen uit Huizen konden er niet bij zijn, maar lieten weten dat ze wel aan ons dachten.”

Eenzaam sterven
Soms hadden ze moeite met de krantenkoppen. “Je werkt zo hard hier en dat ziet niet iedereen. Gelukkig hebben we heel veel goede reacties van de families gehad. Dat zorgt dat je dan weer door kan”, zegt Hilbert. Er was bijvoorbeeld veel te doen over het eenzaam sterven van mensen in verpleeghuizen. Marloes: “Wij zijn daar een beetje eigenwijs in geweest en hebben afgesproken dat mensen die terminaal waren wel bezoek konden krijgen. Corona past niet in een hokje en wij wilden maatwerk leveren.”

Amaris zorgde zelfs voor beschermend materiaal, want ook bezoek moest in dat geval totaal beschermd zijn. “Je wilt niet dat iemand alleen moet sterven. In sommige gevallen wilde de familie zelf niet komen omdat er sprake was van gezondheidsrisico’s. Soms hebben we het ook weleens afgeraden om deze reden”, legt ze uit. “Maar mensen zijn hier nooit eenzaam gestorven”, zegt Hilbert. “Daar hebben wij als verplegend personeel wel voor gezorgd. Uiteindelijk doen we dit werk omdat we mensen willen helpen, ook al kunnen we ze niet beter maken.”

Contact
Veel aandacht van Hilbert ging in deze tijd ook uit naar familie. “Vooral voor familie van mensen met een coronaverdenking die ineens overgeplaatst werden naar ons was het eerste contact heel belangrijk. Daar namen we echt de tijd voor. Zij konden immers hun geliefden niet meer bezoeken. Ze konden ook altijd bellen, ook al hadden we hiervoor richttijden voor opgegeven.” Marloes: “Ik vind dat jullie dat zo goed hebben gedaan. Er stonden altijd mensen klaar om de ambulances op te vangen en ook de mensen die op de ambulance werkten werden warm ontvangen.”

Hilbert: “Ik ben ook heel trots op ons team en iedereen die hier werkt. Als je nu terugkijkt, vind ik dat we het heel goed hebben gedaan. Sommige collega’s waren in het begin ziek en kwamen nadat ze beter waren ineens op een totaal geïsoleerde afdeling. Het coronavirus is een heel raar virus, waar geen touw aan vast te knopen is. In het begin keken we vooral naar saturatie, het zuurstofgehalte in het bloed, en of er verhoging was. Later bleek dat mensen ook zonder klachten ziek konden zijn.” Marloes: “Wij gingen later kijken naar verandering van gedrag van mensen. Ze werden vaak lusteloos. Net als collega’s die ziek waren.”

Veilig
Zowel Marloes en Hilbert hebben zelf geen corona gehad. “Ik voel me ook veilig hier. Ik weet dat ik op mijn collega’s kon vertrouwen, omdat zij zich goed aan de maatregelen houden. In de supermarkt is dat wel anders”, zegt Marloes. Hilbert werkte beschermd en voor de zekerheid trok hij thuis meteen zijn kleding uit om die te wassen. “Ik heb ook vrienden en familie minder gezien”, zegt Marloes. “Dat begrijpen ze gelukkig wel.”

Ze maken zich wel zorgen om het gedrag van de mensen in Nederland nu, want een tweede golf is niet uit te sluiten. Marloes: “Het gaat nu goed hier en we hebben heel veel geleerd van de afgelopen periode. Hopelijk komt het niet weer zover dat de verpleeghuizen moeten sluiten. We hebben nu ook de tijd om erover na te denken hoe dat eventueel anders kan.” Hilbert: “We hebben gezien dat ook de mensen die niet ziek zijn geweest in deze periode een jasje hebben uitgedaan doordat het huis hier op slot zat. Dat wil je voorkomen.” 

Ontsmettelijk bedankt
Wie in de zorg werkt, realiseert zich heel goed dat de coronaregels er niet voor niets zijn en houdt zich er wel aan. Marloes: “Daarnaast hebben wij bij de evaluatie iedereen een mok gegeven met ‘Ontsmettelijk bedankt’. Een woordgrapje dat ons eraan herinnert om zo vaak mogelijk te ontsmetten en het hier zo veilig mogelijk te maken. Het brengt ook weer de humor en het plezier terug waarmee we hier bij Voor Anker werken. Het was een heftige periode, maar we zijn ook trots dat we mensen hebben kunnen helpen.” Hilbert: “We zijn echt van betekenis geweest en daar doe je je werk uiteindelijk voor.”

Uit de krant