De lege koffer van de familie Leyser, zoals Ruud Hehenkamp hem aantrof.
De lege koffer van de familie Leyser, zoals Ruud Hehenkamp hem aantrof. Foto: Ruud Hehenkamp

De lege koffer van de Joodse familie Leyser

Ruud Hehenkamp, de schrijver van onze rubriek Beeldgedichten, verzorgt deze keer een speciale aflevering in het teken van Dodenherdenking op 4 mei. Achter zijn gedicht zit een bijzonder verhaal. Het gaat namelijk over de Joodse familie Leyser die tijdens de oorlog een korte tijd aan de Patrijslaan woonde, in het huis waar ook Ruud en zijn vrouw een tijd hebben gewoond. De familie Leyser overleefde de oorlog niet.

HUIZEN Meer dan de uitgebouwde serre van de oorspronkelijke villa was het niet, het woninkje aan de Patrijslaan. In de afgeschotte zolderkamer stonden allerlei oude spullen opgeslagen. Al dertig tot zelfs ruim zestig jaar. Die moesten een nieuwe bestemming krijgen, als het kon bij de kringloop, want het huisje zou nu, juli 2007, worden uitgeruimd.

We moesten bukken om alles uit het donkere hok te slepen. En te bekijken. Plotseling stond hij daar: een logge koffer. Hij bleef over. Het leek een kast en een kist tegelijk. Grote gelig-oranje oppervlakken, de randen voorzien van dik donkerbruin vastgeklonken leer, ronde ijzeren hoekstukken en een viertal stevige sluitingen.

Leeg

'Mädler Koffer' stond erop, met een rood beeldmerk 'M'. Een vooroorlogse Duitse 'Samsonite'. Rechtop reikte hij even hoog als een deurklink en mat ruim twee handlengtes breed en diep. Hij opende zich doormidden. Links was een hangdeel, met een losse linnen lap ervoor, klerenhangers met een steel eraan. Rechts, even diep, een aantal kartonnen laden, ook met linnen bekleed. De koffer bleek leeg.
Er hoorde nog wel, vertelde de eigenaar, wat tuingereedschap bij, onder andere een oud snoeimes. In het kromme, bijna zwarte houten heft stond een naam gekrast: L. Leyser. Door Lothar zelf. Van hem was die koffer geweest. Hij was een Jood en had tijdens de oorlog in de achtertuin van de villa in het tuinhuisje gewoond met zijn vrouw Gitta en dochtertje Gabi. Gitta was toen in verwachting van de tweede. Wat er van hen geworden was?

Vermoord

Vermoord waren ze, Lothar Leyser en zijn vrouw en twee dochtertjes, op 9 juli 1943 in Sobibor. Het Digitaal Joods Monument op internet vertelt dit gauw genoeg. Sobibor! Dat beruchte Duitse kamp in Polen, dat zich - zoals Presser in De Ondergang vertelt - aan de slachtoffers voordeed als vakantieoord, 'met een kantine, tuinen, perken met rozen'. De villa van de kampcommandant heette Gottes Heimat. De tuinman van dat snoeimes moest dus sterven in een horrorpark.

In het kromme, bijna zwarte houten heft stond een naam gekrast: L. Leyser

Werkdorp

Lothar arriveerde in Huizen in augustus 1941. Daarvoor had hij ruim twee jaar, vanaf mei 1938, in het 'Joodsche Werkdorp Nieuwesluis' in de Wieringermeer gewoond. Dit enige niet-zionistische werkdorp was in 1934 opgericht door de Stichting Joodse Arbeid. Deze stichting maakte deel uit van een netwerk dat zich in opdracht van de Nederlandse regering bezighield met de opvang van Joodse vluchtelingen.
Met nog vijf andere werkdorpen gaf het dorp kansen aan Joodse jongens en meisjes om zich te scholen in agrarische en ambachtelijke beroepen. Deze opleidingen waren door de bevoegde Joodse organisatie De Pionier erkend. Zo werden Joodse jongeren voorbereid op emigratie, vooral naar Palestina. Joden wilden weg uit Europa. Op tijd. En jongeren willen dat direct.

Kans

Natuurlijk hoorde Lothars moeder, Gertrud Schwarz, in Duitsland hiervan. Van deze káns! Sinds de machtsovername door Hitler in 1933 en de Neurenberger Rassenwetten van 1935 wilde bijna elke Jood uit Duitsland weg. Ouders wilden uit alle macht dat hun kinderen kansen kregen om te overleven. Gertrud woonde in Essen, de stad van Alfred Krupp. Ze had twee kinderen, Lothar, de oudste, en zijn zus Ruth. Hun vader Leo Leyser was in 1930 overleden.
Hun snoepwinkel aan de Gänsemarkt 10 in het oude centrum dreef sindsdien op haar en de jeugdige hulp van haar zoon. Omstreeks 1936 besloot Gertrud haar dochter, nog maar 15 jaar oud, met een jeugd-alijah-organisatie naar Palestina te sturen. Dat lukte. Lothar hield ze bij zich. Begin 1938 hielp ze haar zoon naar het Joodse werkdorp Nieuwesluis in Nederland.

Kristallnacht

In de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 werden ook de ruiten van haar winkel beklad, zo niet aan diggelen geslagen. De prachtige synagoge aan de Steelerstrasse, een sieraad van de stad, werd geplunderd. Juden raus! Nu wist Gertrud wat haarzelf te doen stond. Ze hoorde dat de Nederlandse regering 7.000 extra Joodse vluchtelingen toeliet. Met voorrang aan hen die in Nederland al bloedverwanten hadden. En dat had ze! Lothar!

Vluchtelingen

Zij verkocht haar winkel, betaalde aan de Gestapo te Düsseldorf de enorme emigratiebelasting, pakte haar koffers in, nam haar beide bijna tachtigjarige ouders mee en vluchtte naar Nederland. In maart 1939 meldden zij zich bij de vreemdelingenpolitie in Amsterdam en kregen met steun van het Comité Joodse Vluchtelingen een visum. Net als vele andere Duitse Joden huurden ze een etage in de derde Joodse wijk van Amsterdam, de Rivierenbuurt. Daar stonden vele woningen leeg als gevolg van de crisis.
De familie Schwarz ging, na twee verhuizingen, in november 1939 wonen op de begane grond aan de Dintelstraat 34. Keurig vermelden hun woonkaarten met rood potlood: JVl (Joodsch vluchteling). Het is niet ver van het Merwedeplein, waar het standbeeld van Anne Frank staat, met haar koffertje in de hand.

Gitta

Lothar was intussen in het Joodse werkdorp Nieuwesluis al ruim een jaar met zijn opleiding bezig. Hij had voor de tuinbouw gekozen. In de jaren dat hij daar zat waren er gemiddeld zo'n 180 jonge mensen. De meesten telden nog geen 25 jaar. Jongens versus meisjes: vijf op een. De sexen woonden gescheiden in groepen van zes tot acht leerlingen per barak. Ze werkten niet gescheiden. Zo kwam Lothar na bijna een jaar werkdorp een meisje tegen. Gitta. Uit Berlijn, tenminste, daar woonde ze toen met haar vader Kurt Rechnitz.
Gitta, officeel heette ze Alice, was geboren in Stolp, nu Polen. In februari 1939 liet haar vader haar naar Wieringen gaan. Daar zag Gitta Lothar. Ongeveer een jaar later bleek Gitta in verwachting. Toen vallen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnen. De kans op emigratie was tot bijna nul gedaald.

Trouwen

Lothar en Gitta besloten te trouwen. Lothar had na twee jaar werkdorp vast en zeker een emigratiecertificaat gekregen. Door te trouwen zou Gitta op hetzelfde 'ticket' mee kunnen! Misschien toch! Ze zullen een huwelijk ook als een overlevingskans gezien hebben. De 'tuinder' en de 'hulp in de huishouding', beiden slechts 19 jaar oud en 'Duitsch onderdaan' mochten in het huwelijk treden omdat Lothar Lazarus Leyser 'meerderjarig verklaard' was, en Alice Brigitta Rechnitz 'via een authentieke akte' toestemming van haar vader had gekregen.
Op die 23e september 1940 tekende Lothar in de Wieringermeer keurig de trouwakte met 'Lothar Israel', zoals dat moest sinds de rassenwetten, en vergat bijna zijn eigen tweede naam 'Lazarus'. Alice voegde de B van Brigitta toe en slechts de S van het verplichte Sara. Hun eerste kind, Gabriele Rebekka, werd op 27 oktober 1940 geboren. In Amsterdam. Natuurlijk. Dicht bij moeder, nu grootmoeder Gertrud Schwarz in de Dintelstraat; dicht bij haar overgrootouders.

Ontruimen

Na zijn huwelijk en na de geboorte van zijn dochter kon Lothar niet weg uit Nederland. Hij moest in het werkdorp blijven. Maar niet lang meer. De Duitse reactie op de februaristaking van 1941 zette de toon. Al eerder hadden de Duitsers het plan opgevat het werkdorp te ontruimen, nu zetten ze door. Op de ochtend van 21 maart 1941 reden bussen vol met Duitsers in burgerkleding voor bij het gemeenschapshuis. De werkdorpers, het waren er toen ruim 300, werden per sirene verzameld, in carré gezet en geteld.
Een van de werkleiders van de afdeling landbouw, de Nederlander A.C. Kemmeren, onderhandelde 60 leerlingen uit: die mochten in het werkdorp blijven voor het behoud van de voedselvoorziening. Dus de leerlingen van land- en tuinbouw. Hij moest ze ook selecteren. Hij kende ze. Hij liep langs de rijen. Uitstel was een kans. Hij wist van Lothars situatie. Lothar verhuisde met 59 anderen tot augustus naar het gemeenschapshuis, vanwaar ze zorgden voor de lopende zaken.

Huizen

In augustus 1941 werd het werkdorp definitief gesloten. De vraag blijft open hoe Lothar precies in Huizen terecht is gekomen, maar hij werd in augustus in Huizen ingeschreven als 'tuinder'. Hij dook dus niet onder! Toen hij zich er zeker genoeg voelde, kwam Gitta met Gabi; ze kreeg van haar schoonmoeder Gertrud de Mädlerkoffer mee.
Twee maanden later zaten ze aan de Patrijslaan, toen nummer 1. Eigenaar was W.H. de Wette, leraar biologie aan de Gooische HBS te Bussum. Ze woonden in zijn tuinhuisje De Kwartel. Gitta was inmiddels weer in verwachting. Hun tweede kind, Judith Ursula Lea Leyser, 'Ursel', werd op 23 januari 1942 in Naarden geboren.

Moed

De Wette zette zich samen met zijn vrouw en andere buurtbewoners rond de Sijsjesberg in voor mensen die door de oorlog in de knel kwamen. Er was moed nodig om het voor Joden op te nemen. Vooral voor Duitse Joden. Die gedroegen zich immers als … Duitsers! Van De Wette wordt verteld dat ook hij uit protest een Jodenster ging dragen, toen dit op 29 april 1942 verplicht werd gesteld.
Het lot van de familie Leijser was onverbiddelijk. In november 1941 vervalt de Duitse nationaliteit van Duitse Joden: ze worden staatloos. Op 20 januari 1942 bepaalt de Wannseeconferentie het beleid inzake de Endlösung der Judenfrage.
Vanaf april worden alle Joden in het Gooi, net zoals die in andere regio's, bevolen zich in Amsterdam te concentreren. In juli beginnen de grote razzia's in Amsterdam-Zuid. Op 16 november 1942 woont het gezin van Lothar in de Dintelstraat 34hs. Ze moesten. Maar er was nu ook ruimte. Want de oude ouders van Getrud Schwarz waren die winter kort na elkaar overleden. In Huizen laat Lothar de Mädlerkoffer en zijn tuingereedschap achter. Die hadden geen nut meer. Of had hij haast?

Razzia's

Op de zonnige zondag van 20 juni 1943 worden Lothar en Gitta met Gabi en Ursel bij een van de grote elkaar opvolgende razzia's opgepakt en via het Merwedeplein en het Muiderpoortstation op de trein gezet naar Westerbork. Enkele weken later, op 6 juli 1943, worden ze op transport gezet naar Sobibor, waar ze op 9 juli direct na aankomst alle vier 'overlijden'.
Gertrud, hun moedige moeder, ontspringt nog deze dodendans, althans tot eind juli. Op 29 juli 1943 geeft zij zich bij de zoveelste razzia gewonnen en komt ze aan in Westerbork. Op 16 november 1943 wordt zij 'naar Auschwitz doorgestuurd en daar op de dag van aankomst vermoord'. Nederland is bijna 'judenfrei'.

Ruth

En Ruth, de zus van Lothar? Ruth, 85 jaar in 2007, leeft dan nog. In Israël. Zij schrijft in december 2007 aan de Alte Synagoge te Essen die haar van dit verhaal op de hoogte heeft gesteld: 'Graag wil ik, Ruth, u bedanken voor de brief, informatie en foto's die u mij gestuurd heeft van een deel van mijn familie. Ik was zeer geroerd dit te mogen lezen en het is het eerste levensteken sinds vele, vele jaren dat in mijn bezit is gekomen. Nog meer hebben de foto's van de kleine Gabi, die nu toch een volwassen vrouw zou zijn geweest, mij geraakt. Net zoals de foto van de koffer en het mes met het opschrift van mijn broer. Ik had graag meer geschreven over alles wat ik voel, maar was er niet toe in staat.'
De koffer en het snoeimes met Lothars handtekening rusten nu in Westerbork. Daar en in de Alte Synagoge van Essen liggen ook de documenten bij dit verhaal, en enkele foto's. Ze vormen slechts de omtrekken van het bestaan van een paar mensen, een wazige spiegel van hun strijd, ternauwernood een sleutel tot hun ziel.

Ruud deed onderzoek naar de lege koffer die hij vond bij de ontruiming van het huis en schreef er een artikel over in het tijdschrift Tussen Vecht en Eem van mei 2009 met de titel 'Een graf in de lucht'. Hierover verscheen al eens een verhaal in de Huizer Courant en ook dit verhaal bestaat uit delen hieruit. Later, in 2012, verkreeg hij onverwachts een foto van de jonge moeder Brigitte Leyser en haar baby-dochtertje Gabi. Over deze voor hem verrassende foto gaat het beeldgedicht 'Eeuwige vraag' dat hiernaast staat.

Het huis aan de Patrijslaan staat er inmiddels niet meer.
Het mes van Lothar Leyser.