Kunstzin
Zij:
Hoog op de Hellingstraat
naast ons theaterhuis
staat hij te snateren:
Ik ben je man.
Wat een toneelstukje
mannetjesganzenbord
ijdele adelborst.
Geen sprake van.
Hij:
Onzin! Haar ijdelheid
leidt af van kunstbezoek.
Zij vet haar veren in
ik sta voor schut.
Kunst loopt gevaar! Slechts mijn
s.o.s.-noodsignaal
kan Huizen redden van
dood in de put.
Wij:
Hoog op ons kapitool
naast ons museumhuis
houden die ganzen zich
zelf van de leg.
Wij hebben niets met hun
gakketaktijdverdrijf.
Kunst hoort opzij te staan
niet in de weg.